SV | Maar gij, mensenkind, zucht; zucht voor hun ogen met verbreking der lenden en met bitterheid. |
WLC | וַיְהִ֥י דְבַר־יְהוָ֖ה אֵלַ֥י לֵאמֹֽר׃ |
Trans. | 21:11 wə’atâ ḇen-’āḏām hē’ānaḥ bəšiḇərwōn māṯənayim ûḇimərîrûṯ tē’ānaḥ lə‘ênêhem: |
Maar gij, mensenkind, zucht; zucht voor hun ogen met verbreking der lenden en met bitterheid.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
Maar gij, mensenkind, zucht; zucht voor hun ogen met verbreking der lenden en met bitterheid.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!